Het afgelopen jaar heeft de European Banking Authority (EBA) een aanzienlijk aantal richtsnoeren herzien en gepubliceerd die van invloed zijn op de zogenaamde AML-praktijk (AML betekent anti-money laundering oftewel 'het voorkomen van witwassen’). Deze richtsnoeren gaan bijvoorbeeld over het onboarden van klanten op afstand, het toepassen van risicofactoren en de rol en verantwoordelijkheden van compliance officers. Een recent voorbeeld zijn de richtsnoeren van 31 maart 2023, die op 3 november 2023 in werking zijn getreden. Wat is de impact van EBA’s richtsnoeren op de AML-praktijk van banken en andere financiële instellingen? En hoe verhouden deze richtsnoeren zich tot de nationale wetgeving?
De basis voor het mandaat van de EBA is de vanuit de EU afgegeven Verordening (EU) nr. 1093/2010 (hierna: ‘Verordening’). De Verordening bevat de oprichting en de taken van de EBA en vormt de wettelijke basis voor het functioneren van de toezichthouder. De Verordening heeft directe werking op alle EU-lidstaten.
Het mandaat van de EBA is onder meer gericht op het waarborgen van de stabiliteit en integriteit van de Europese financiële sector. De EBA is onder meer bevoegd tot het ontwikkelen van technische normen, die zij openbaar maakt via bindende richtsnoeren en aanbevelingen, waaronder ook de richtsnoeren voor de AML-praktijk.
Daarnaast is de EBA gericht op de harmonisatie van EU-regelgeving en streeft ze naar meer overeenstemming tussen de Europese toezichthouders. De EBA heeft zelfs de bevoegdheid om een nationale toezichthouder te passeren indien deze geen opvolging geeft richting de ondertoezichtstaande instelling aan de aanwijzing van de EBA en indien Europese regelgeving niet juist wordt toegepast.
Naar aanleiding van een wijziging van de Verordening in 2019, is de EBA als enige verantwoordelijk voor het leiden, coördineren en monitoren van de AML/CFT-inspanningen in de gehele Europese financiële sector. Hierdoor heeft de EBA ten aanzien van AML-toezicht een sector overschrijdende bevoegdheid gekregen. Voor wat betreft de AML-richtsnoeren strekt het mandaat van de EBA zich onder meer uit over:
Op basis van artikelen 4 en 16 van de Verordening moeten de bevoegde autoriteiten en financiële instellingen zich tot het uiterste inspannen om te voldoen aan de richtsnoeren en aanbevelingen van de EBA. De richtsnoeren en aanbevelingen hebben dus een dwingend karakter. De richtsnoeren zijn echter niet rechtstreeks bindend; hiervoor geldt een "pas toe of leg uit"-procedure voor instellingen of toezichthouders, zoals gedefinieerd in de tweede zin van artikel 16, lid 3, van de verordening.
Naast de ‘uiterste inspanningsplicht’ zijn er nog twee factoren die dit onderschrijven:
De EBA kan verdere invulling geven aan definities uit de vierde witwasrichtlijn, en daarmee indirect ook de Wwft. Hierdoor blijft er minder ruimte over voor een eigen interpretatie van de Wwft door de financiële instellingen. Financiële instellingen zullen rekening moeten houden met de richtsnoeren door ze bijvoorbeeld te verwerken in hun Wwft beleid en procedures.
Neem bijvoorbeeld de definitie van ‘Cliënt’. De Wwft definieert een client, als volgt (artikel 1, eerste lid): "natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een zakelijke relatie wordt aangegaan of die een transactie laat uitvoeren".
De EBA geeft een verdere invulling van het ‘cliënt’-begrip ten behoeve van fondsen en fondsbeheerders. Volgens de EBA-richtsnoeren (EBA/GL 2021/02, paragraaf 16.14) wordt onder cliënt (onder andere) ook verstaan financiële tussenpersonen die optreden voor rekening van derden.
Dat betekent dat fondsen en fondsbeheerders financiële tussenpersonen volgens de EBA in bepaalde gevallen als een cliënt moeten behandelen en niet als een overige zakelijke relatie of als toeleveringskanaal van een cliënt. Dit heeft onder meer invloed op het beleid, de procedures en de scope van het cliëntenonderzoek.
Nationale toezichthouders nemen deel aan allerlei werkgroepen binnen de EBA in de vorm van zogenoemde ‘Standing Committees’. In deze 'comittees' worden bijvoorbeeld (concept) richtsnoeren opgesteld en gefinaliseerd. Deze richtsnoeren worden vervolgens formeel vastgesteld door de Board of Supervisors van de EBA, waarin de voorzitters van de nationale toezichthouders zitting hebben. De Standing Committee on AML/CFT is daar een voorbeeld van.
Een ander voorbeeld van samenwerking tussen de EBA en nationale toezichthouders is het door EBA coördineren van de uitwisseling van informatie tussen nationale toezichthouders met betrekking tot een gezamenlijk AML-toezicht op een grensoverschrijdende financiële instelling.
In de praktijk groeit de bezorgdheid over de mogelijkheid dat de EBA, door zich te richten op het opstellen van zulke gedetailleerde richtsnoeren, in zekere mate de rol van de wetgever overneemt. Toch hebben financiële instellingen ook duidelijk behoefte aan heldere en consistente normen. Het handhaven van een evenwichtige verdeling tussen toezichthoudende instanties en wetgevers blijft van cruciaal belang bij het vormgeven van regelgeving. Deze balans is essentieel om zowel de effectiviteit van toezicht als de praktische uitvoerbaarheid van regelgeving te waarborgen.
Projective Group helpt financiële instellingen graag met de interpretatie en implementatie van nieuwe wet- en regelgeving, zoals de richtsnoeren van de EBA. Zo kunnen we bijvoorbeeld helpen door een gap-analyse uit te voeren. Hierbij brengen we in kaart in hoeverre jouw organisatie al voldoet aan de vereisten vanuit de Wwft en de richtsnoeren en aanbevelingen van de EBA, en welke stappen je nog moet nemen om volledig compliant te zijn.
Wil je graag meer kennis opdoen? Dan kun je de Wwft e-learnings volgen via ons opleidingsinstituut, The Ministry of Compliance.